(NL) Ideeën voor Citroëngarage in Brussel
Via de media kon men vernemen dat het Brussels Gewest ideeën vraagt voor de herbestemming van de Citroëngarage aan de Sainctelettesquare. (DS 2 juni 2015). Voor Minister-President Rudi Vervoort is dit monumentaal complex geschikt om een nieuw museum in onder te brengen, health een voorstel om de Kanaalzone een extra impuls te geven. Maar is dit wel de juiste keuze?
André Citroën liet het iconische Citroëngebouw bouwen in 1933-’34 naar het ontwerp van de Brusselse architecten Alexis Dumont en Marcel Van Goethem en dit in samenspraak met de Parijse architect Maurice Ravazé, zowat de “huisarchitect” van Citroën. In 1935 kwam Citroën in financiële moeilijkheden en werd het bedrijf overgenomen door de familie Michelin. In 1936 kregen de architecten Dumont & Van Van Goethem de opdracht de 21 meters hoge toonzaal voor auto’s te verbouwen tot appartementen (i). Een woonproject werd het nooit, maar de verdiepingen werden later wel aangebracht om meer auto’s te kunnen tonen. Anno 2015 wordt een nieuwe episode geschreven. Citroën wil deze site verlaten en het Brussels Gewest werd eigenaar van dit complex met de ambitie er een museum- en woonfunctie aan te geven.
Zonder veel inzicht lanceerde Vervoort het idee om het hoekgebouw te transformeren tot museum. De garage aan de achterzijde kon worden gesloopt om plaats te maken voor huisvesting. Op deze wijze kan de verbouwing voor het museum worden gefinancierd. Deze strategie houdt echter geen rekening met de kwaliteiten van dit complex.
Op 3 maart j.l. werd een presentatie- en debatavond georganiseerd in het Kaaitheater. Het Citroën gebouw werd gepresenteerd door Thomas Stroobants (Centrum Raymond Lemaire van de KULeuven) die in zijn studie wees op de grote complexiteit bij een dergelijke functieverandering. Hij beklemtoonde dat de “achterbouw”, het grootste volume, een grotere potentialiteit bezit dan het gedeelte van de showroom. In zijn betoog was Leon Smets (Emeritus museum- en erfgoedconsulent) glashelder, een volledig beglaasde constructie is niet geschikt om te transformeren tot museum.
De vraag is of men om het even welke constructie kan transformeren tot museum? De gestelde randvoorwaarden en technische eisen zijn zo hoog dat men het complex zodanig moet transformeren dat er van het oorspronkelijk gebouw nauwelijks iets overblijft. De verbouwing in de jaren ’80 van een silo tot museum MUHKA in Antwerpen illustreert goed dat een gebouw opgetrokken vanuit een industriële noodwendigheid niet de basiskwaliteiten heeft voor de functie van museum. Zelfs met de uitbreiding blijft deze verbouwing een samenraapsel van ruimtes met weinig kwaliteiten (ii). Eveneens in de jaren ’80 werd het SEO warenhuis in Oostende, ontworpen door architect Eysselinck, omgeturnd tot museum P.M.M.K. (nu MuZee). Om het overvloedig daglicht te verminderen werd de beglaasde zuidgevel compleet gesloten. Op deze wijze kon men de werken beschermen en ontstonden er gesloten wanden die noodzakelijk waren om kunstwerken op te hangen. Gelijktijdig verdween het basisconcept van Eysselinck’s warenhuis. Gelukkig werd deze fout niet begaan bij Eysselinck’s meesterwerk, het postgebouw van Oostende. De oorspronkelijke optie voor het hergebruik van de twee grote ruimtes aan de zuidgevel met een complete glaswand was een museum functie. Gelukkig werden de kunstcollectie van de stad Oostende en deze van de Provincie samengebracht in het MuZEE. Daardoor kon het origineel karakter van dit beschermd gebouw worden bewaard.
Auto’s tentoonstellen of kunstwerken is niet hetzelfde, daarover zal iedereen het eens zijn. Een showroom voor auto’s moet zo transparant mogelijk zijn, het licht moet bij nacht uit het gebouw stralen, zoals het licht uit de koplampen van een auto. Auto’s vragen geen muren in het interieur, een open opstelling is een basisgegeven van een showroom. Een omgeving voor kunst vraag een totaal ander concept. Vooreerst veel minder daglicht, een volledig beglaasd gebouw als de Citroëngebouw is uit den boze. Een museum heeft zware klimatologische eisen voor presentatie en beheer.
Nieuwe toekomstmogelijkheden.
Uit het recent onderzoek komt tot uiting dat wij tot op heden te veel keken naar het kopgebouw met de afgeronde hoek, terwijl de intrinsieke waarde en mogelijkheden van de garage werden onderschat. De afbraak van de garage aan de Willebroekkaai zou een zware vergissing zijn. Maar voor de overheid is het slopen bijna noodzakelijk om het museum te financieren.
Gezien de sociale situatie in dit kanaalgebied kan men beter kiezen om de bevolking een toekomst te geven. Ik zou kiezen voor de “vakschool van de toekomst”, een plek waar jonge mensen een vak aanleren om zich vervolgens te kunnen inzetten in het dringend onderhoud van het Brussels patrimonium. Een onderwijsfunctie kan gecombineerd worden met oppervlakte voor kleine innovatieve bedrijven. Hoe een dergelijke grote ruimte kan worden aangepakt toont het voorbeeld van de RDM Campus in Rotterdam. In de grote machinezaal werden transparante units aangebracht en het geheel fungeert nu als centrum voor innovatie. Misschien moet de Heer Vervoort eens op studiereis gaan naar Rotterdam.
Deze locatie aan het kanaal is volgens mij geschikt om het “vakonderwijs” in Brussel een nieuwe kans te geven. Een uitzonderlijk plek om jeugd kennis te maken met innovatie en ook met een “klassieke” vakopleiding waarbij het maken wordt geherwaardeerd. Direct zal de vraag komen wie deze operatie van behoud en renovatie zal bekostigen? Welk deel van het Citroën complex is het belangrijkste? Is dit de kop of het gedeelte van de garage? Een interessant debat dat verder moet gaat dan het louter esthetische en het historische van deze industriële site. Er zijn verschillende scenario’s mogelijk en deze moeten worden onderzocht. De vraag blijft wie deze transformatie zal betalen! Gaat men voor het behoud van de volledige garage dan kan men bedenken dat de showroom wordt vervangen door een hoogbouw met woningen, een toplocatie met een zeer goede oriëntatie. Een andere piste is het bewaren van de showroom en een gedeelte van de garage kant Willebroekkaai te vervangen door woningen.
De garage (of een gedeelte ervan) moet een nieuw leven krijgen waar de dynamiek van de stad tot uitdrukking komt, wat een museum niet teweeg kan brengen. Een werkplaats voor een nieuwe stedelijke economie waar de jeugd een diversiteit aan impulsen kan krijgen. Dit is meer dan een museum!.
Marc Dubois
Juni 2015
(i) Maurice Culot, Bruxelles / Brussel – 100 ans d’architecture / 100 jaar Architectuur, Uitgave AAM Éditions, Brussel, 2014.
(ii) Marc Dubois, Museum voor Hedendaagse kunst in Antwerpen, in: A Plus, nr. 88, 1985, pp.41-42.