PUBLICATIONS

Voir aussi: ‘(FR) Exposition et publication: Georges Hobé a-t-il modernisé Namur ?’

Georges Hobé a-t-il modernisé Namur?

Projets, chantiers et réalisations en photographies
Edition Archives Photographiques Namuroises

FR (zie onderaan voor de Nederlandse bespreking)

À partir de quand parle-t-on de l’architecture « moderne » du XXe siècle en Belgique? L’année 1893 est souvent indiquée, le début de l’Art Nouveau à Bruxelles. D’autres situent le début après la Première Guerre mondiale avec la construction de nombreuses cités-jardins. On lit trop souvent qu’après l’Art Nouveau vient le temps de l’Art Déco. C’est absolument faux, ce qui rend la période entre 1905 et 1914 beaucoup moins intéressante pour les historiens. Cependant, c’est une époque fascinante avec des caractéristiques stylistiques différentes, un processus d’austérité et une fascination croissante pour les nouvelles possibilités du béton armé, à la fois pour le génie civil et pour la construction de grands bâtiments. Le bureau d’études parisien Hennebique occupe une place importante dans cette période du début du XXe siècle. Les grands entrepreneurs ont été autorisés à utiliser le système de béton Hennebique, tel Blaton à Bruxelles. Après 1905, l’influence stylistique de l’Allemagne et de l’Autriche est particulièrement évidente. En Flandre, l’influence des Pays-Bas est également grande et en particulier le travail et les idées de H.P. Berlage.

Trois grands architectes belges, Horta, Hankar et Van de Velde sont toujours mis en avant. Van de Velde est resté en Allemagne et n’a presque rien construit en Belgique. Une figure longtemps sous-estimée est Georges Hobé (1854-1936). La première apparition de Hobé se trouve dans la publication « Antoine Pompe et L’Effort Moderne en Belgique » (1969) de Maurice Culot, éditée  à l’occasion d’une exposition du même nom au Musée d’Ixelles. Grâce à l’étude approfondie de Raymond Balau, Hobé trouve sa juste place dans l’histoire de l’architecture belge. Hobé était un véritable artisan sans diplôme d’architecte.

Avec une exposition modeste et une publication intéressante, Balau met en lumière les différents projets de Hobé à Namur comme le « Stade des Jeux » qui se trouve sur le point culminant de la Citadelle (1907-1910). Une construction entièrement en béton avec une grande tribune d’un côté et de l’autre côté une scène pour les représentations théâtrales et les concerts de musique. Hobé est également l’architecte du nouveau Casino-Kursaal inauguré en 1914, au début de la guerre. En même temps, il construit le nouveau Casino-Kursaal à Middelkerke.

Le livre contient également des informations sur d’autres projets. Hobé était actif dans toute la Belgique, de la côte au plus profond des Ardennes, de La Panne à Bouillon. Une œuvre impressionnante qui commence par une présence remarquée de son mobilier lors de la grande exposition de Turin en 1902. Non contaminé par une formation stérile aux Beaux-Arts, Hobé a su perpétuer la tradition de la construction solide et honnête avec un savoir-faire issu des matériaux et de leurs mises en œuvre, sans avoir recours à des considérations théoriques.

Quiconque visite l’intéressante exposition Albert Baertsoen au MSK à Gand rencontrera également le nom de Hobé. Il a construit le long de la Coupure à Gand l’atelier de ce peintre et graphiste gantois.

Marc Dubois

—

NL

Wanneer begint de “moderne” architectuur van de 20^ste eeuw in België? Vaak wordt het jaar 1893 aangegeven, het begin van de Art Nouveau in Brussel. Anderen zien de start na WO I met de bouw van de vele tuinwijken. Maar al te vaak leest men dat na de Art Nouveau de tijd komt van de Art Deco. Dit is absoluut onjuist, waardoor de periode tussen ongeveer 1905 en 1914 veel minder belangstellig kreeg van historici. Het is echter een boeiende periode met andere stilistische kenmerken, een proces van versobering en een toenemende fascinatie voor de nieuwe mogelijkheden van het gewapend beton voor zowel de burgerlijke bouwkunde als voor de constructie van grotere gebouwen. Het studiebureau Hennebique uit Parijs neemt een belangrijke positie in deze periode aan het begin van de 20^ste eeuw. Grote aannemers kregen de licentie om het betonsysteem Hennebique te gebruiken, zoals Blaton uit Brussel. Na 1905 is vooral de stilistische invloed vanuit Duitsland en Oostenrijk aanwijsbaar. In Vlaanderen is de invloed vanuit Nederland ook groot en in het bijzonder het werk en denken van H.P. Berlage.

Steeds worden de drie grote figuren Horta, Hankar en Van de Velde belicht. Van de Velde verbleef in Duitsland en bouwde nauwelijks iets in België. Een figuur die lange tijd onderbelicht is gebleven is Georges Hobé (1854-1936). De eerste maal dat Hobé te voorschijn komt is in de publicatie “Antoine Pompe et L’Effort Moderne en Belgique” van Maurice Culot (1969) uitgegeven naar aanleiding van een gelijknamige expositie in het museum van Elsene. Dank zij het vele studiewerk van Raymond Balau kreeg Hobé zijn juiste plaats in de Belgische architectuurgeschiedenis. Hobé was een rasecht vakman die geen diploma had van architect.

Met een bescheiden expositie en een interessante publicatie belicht Balau de verschillende projecten van Hobé in Namur zoals “Stade des Jeux” op het hoogste punt van de Citadelle (1907-1910). Een constructie volledig in beton met aan één zijde een grote tribune en aan de andere zijde een scene voor theatervoorstellingen en muziekconcerten. Hobé was tevens de architect van het nieuw Casino-Kursaal dat in 1914 werd geopend bij het uitbreken van de oorlog. Op het zelfde moment bouwde hij het nieuw Casino-Kursaal in Middelkerke.

In het boek ook zijdelingse informatie betreffende andere projecten. Hobé was actief in geheel België, van de kust tot in diepe uithoek van de Ardennen, van De Panne tot in Bouillon. Een indrukwekkend oeuvre dat start met een opgemerkte aanwezigheid van zijn meubilair tijdens de grote expositie van Turijn in 1902. Niet besmet door een steriele Beaux Arts opleiding was Hobé met zijn opgedane vakkennis van materialen en constructie in staat de traditie van het concreet en eerlijk bouwen te tonen zonder te moeten grijpen naar theoretische beschouwingen.

Wie de interessante expositie Albert Baertsoen bezoekt in het Gentse MSK zal ook de naam van Hobé ook tegenkomen. Hij bouwde het atelier van de schilder en graficus langs de Gentse Coupure.

Marc Dubois