(NL) Standpunt Docomomo.be over sloop Albert gebouw van Stynen & De Meijer
Is de afbraak wel maatschappelijk verantwoord?
Lees ook:
(NL) Albertbuilding van Léon Stynen met sloop bedreigd (03/05/2019)
(NL/EN) Koning Albert Building Threatened with Demolition
Begin mei kreeg het bureau Lacaton-Vassal in Barcelona de Mies van der Rohe Award 2019, de officiële architectuuronderscheiding van de Europese Unie. Het project waarvoor beiden deze prestigieuze prijs ontvingen was de renovatie van 530 wooneenheden in Bordeaux, een project opgetrokken in de jaren ’60.
Tijdens hun toelichting benadrukten de architecten hun visie die ook door de jury werd gewaardeerd: “Never demolish, Never remove or replace, Always add, Transform & Reuse”. Uit hun praktijk blijkt ook dat deze benadering op ecologisch vlak pluspunten heeft en dat de totale kostprijs van een grondige renovatie lager ligt dat het radicaal slopen en vervangen door nieuwbouw.
Hun oeuvre, en de erkenning die Europa gaf aan het project, moet ons doen nadenken wat wij met de bouwproductie van de jaren ’60 moeten en kunnen aanvangen. Het gaat niet om een ‘mooi of lelijk’ debat, wel om antwoorden te vinden hoe wij deze bouwproductie kunnen verbeteren. In de vorige editie kreeg een renovatieproject in Amsterdam de Award, een groot huisvestingsproject in de Bijlmermeer. Twee maal een keuze voor een identiek probleem als in Kessel-Lo.
Stynen en De Meijer deden zelf een voorstel
De basisopdracht van een huisvestingsmaatschappij is om kwaliteitsvolle huisvesting te realiseren, om woongelegenheden aan te bieden die beantwoorden aan de huidige verwachtingen. Anderzijds heeft een huisvestingsmaatschappij als taak haar patrimonium, haar geschiedenis te koesteren en alles te doen om dit in stand te houden. Een belangrijk gegeven is dat een organisatie ook gronden ter beschikking moet hebben om projecten te kunnen realiseren, wat niet steeds het geval is.
Na een grote Stynen expositie in 2018 met daarbij een grondig naslagwerk is het oeuvre meer dan actueel. Het werd duidelijk dat Stynen meer deed dan Casino’s bouwen, dat zijn werk in de sector van de sociale woningbouw tot op heden onderbelicht en meer nog, ondergewaardeerd werd. Velen waren verbaasd bij het vernemen via de pers dat de huisvestingsmaatschappij Dijledal de intenties heeft om dit belangrijk werk in het oeuvre van Stynen en De Meijer te slopen. Daarbij stelde men de vraag waarom er maar twee van de vijf deelnemers aan de wedstrijd de optie namen om te slopen. Een meerderheid, de drie bureaus A33, BOB 361 en WIT, wil dit vermijden en het gebouw aanpassen voor een nieuwe toekomst.
DOCOMOMO wil ook verwijzen naar de interventie van de Vlaamse Bouwmeester om het project van Stynen niet te slopen. Het project van Beel wordt gepresenteerd “in de geest” van Stynen. Een van de belangrijkste onderdelen van het oorspronkelijke ontwerp was de open ruimte onder het gebouw om kinderen toe te laten bij regenweer buiten te spelen. In het ontwerp van Beel is dit onderdeel van Stynens visie op wonen niet aanwezig.
Het gebouw is een mijlpaal binnen de geschiedenis van de volkshuisvesting in België en zeker in Vlaanderen. Het introduceerde een nieuw plantype naar voorbeeld van het gebouw in Marseille van Le Corbusier. Het gebouw bezit een erfgoedwaarde, zelfs als wordt beweerd dat dit niet meer het geval is gezien een reeds eerdere renovatie. Het planconcept is niet aangetast. De strategie van Lacaton-Vassal is zeker van toepassing bij dit project in Kessel-Lo.
Wie het dossier van deze wijk en de bijdrage van Stynen & De Meijer grondig bestudeert kan vaststellen dat er reeds een piste werd aangereikt. Zij voorzagen een tweede hoog volume parallel aan wat er werd opgetrokken.
Vanuit een zeer pragmatisch standpunt is het wenselijk deze optie te onderzoeken. Volgens het bestuur van DOCOMOMO België werd de piste die Stynen & De Meijer hebben aangereikt niet grondig bestudeerd. Deze keuze heeft meer dan één voordeel. Men kan direct starten en een nieuwbouw realiseren. Een tweede argument is dat men de bewoners niet moet verplaatsen. Het verhuizen gebeurt pas nadat de nieuwbouw klaar is, een basisprincipe dat Lacaton-Vassal vooropstelt om de sociale cohesie niet te verbreken in de wijk. Een derde en belangrijk argument is dat men meer tijd krijgt om de toekomst van het Albert-gebouw verder te bestuderen en de mogelijkheden te onderzoeken met andere partners in een dynamische studentenstad als Leuven. Had dit gebouw bijvoorbeeld in Veurne gestaan, dan waren de maatschappelijke context en mogelijkheden totaal anders. Een stad als Leuven heeft zeker de potenties om het Albertgebouw een andere bestemming te geven als huisvesting voor studenten of gastprofessoren, Erasmusstudenten gecombineerd met ruimtes voor starters…….. het kan de mix van bewoners van de wijk versterken. Men is erin geslaagd om de Unité’s van Le Corbusier (Marseille, Briey, Firminy …) succesvol te conserveren, restaureren en renoveren. Waarom niet in Kessel-Lo?
Erg verwonderlijk is dat de vijf projecten voor het Stynen gebouw niet eens worden geëxposeerd. De bevolking krijgt niet de gelegenheid om met de voorstellen kennis te maken, wat erg spijtig is. Leuven heeft toch de organisatie Stad & Architectuur. Dit zou een van haar kerntaken moeten zijn om bij bepalende projecten de voorstellen tentoon te stellen.
DOMOMOMO België, een onderdeel van DOCOMOMO Internationaal met afdelingen in geheel de wereld, pleit om het gebouw van Stynen en De Meijer niet te slopen en de piste te volgen die wij hierboven formuleerden. Wij verwijzen ook naar de website van DOCOMOMO België en de website van DOCOMOMO Internationaal.
Namens het Bestuur
Marc Dubois, architect, voorzitter DOCOMOMO / België-Belgique
Zsuzsanna Böröcz, ondervoorzitter